Schrijver en docent creatief schrijven
 
Niet over haar

Niet over haar

Ze inspecteert haar gezicht in de badkamerspiegel. Droge lippen. Met haar tanden probeert ze een velletje van haar onderlip te trekken. Zo ziet ze er onnozel uit. Haar moeder praat onafgebroken door.
‘Hm’, antwoordt ze, ‘ik trek wel iets uit de kast.’
‘Wat klinkt je stem hol’, zegt haar moeder. ‘Waar ben je? Wat doe je?’
Ze krabt met haar nagel hard over een onderhuids pukkeltje bij haar oog. De huid wordt knalrood. Het pukkeltje blijft zitten waar het zit. 
‘Je hebt toch wel iets geschikts om aan te trekken?’
‘Ik denk dat ik gewoon mijn jurkje aan doe. Paar laarzen eronder, klaar.’
Haar moeder hapt hoorbaar naar lucht.
Vergeet niet uit te ademen, mam. 
‘Ik weet niet of dat wel zo’n passende outfit is voor een boekpresentatie.’
Alsof jíj zoiets weet!‘ ‘Dat jurkje kan prima.’
‘Ik ga met alle liefde vanmiddag even met je mee naar de Bijenkorf.’
Dat is echt een heel erg slecht idee. ‘Nee hoor, dat hoeft niet.’
‘Dan moet je het zelf maar weten.’
Pas op, valse berusting.   
‘Ik dacht dat je mijn hulp wel kon gebruiken.’
Ha! Zie je wel.
‘En het is zo lang geleden dat we gezellig samen hebben gewinkeld.’
Nee, laat het gaan!
‘Maar je moet het zelf weten.’
Precies.
‘Hoe laat begint het ook weer?’
Mens, lees de uitnodiging! ‘Om half twee. En kom niet te vroeg, oké? Ik zie je morgen.’
Ze heeft al bijna opgehangen als ze haar moeders stem paniekerig uit het apparaat hoort piepen. Zuchtend drukt ze de telefoon weer tegen haar oor.  
‘Het gaat toch niet over mij, hè?’
‘Wat?’
‘Je boek. Het gaat toch niet over mij?’
Niet te geloven. ‘Waarom zou het over jou gaan?’
‘Als het over mij gaat, dan wil ik het wel weten. Anders ben ik morgen de enige die niet weet dat het over mij gaat.’
‘Het gaat niet over jou!’
‘Goed, goed, je vader vroeg het zich af. Nou, tot morgen dan.’
Ze verbreekt de verbinding terwijl ze in de spiegel naar zichzelf staart. Natuurlijk gaat het over haar. Hoe kan het in hemelsnaam níet over haar gaan?